Het Prille Begin
In de zeventiende en achttiende eeuw werd het universitaire leven in Nederland gedomineerd door de humanistische beweging, terwijl de invloed van de orthodox-protestanten en rooms-katholieke volksgroepen veel minder groot was. In de negentiende eeuw komt daar echter verandering in en krijgt de orthodox-protestantse volksgroep meer invloed. De Unie Hendrik de Cock (naar een Nederlandse predikant) werd in 1886 door een aantal studenten opgericht met als doel het bewaren en verdedigen van het gereformeerde geloof aan de vrijwel totaal verhumaniseerde universiteiten. Deze studenten probeerden zonder het geloof te verliezen antwoorden te vinden op vragen die de wetenschap hen stelde. Bij de humanistische hoogleraren konden ze hiervoor niet terecht, aangezien deze religie als een privéaangelegenheid beschouwden. In 1889 werd de Unie het overkoepelend orgaan van een Amsterdamse en een Leidse afdeling. Later zouden nog zes afdelingen volgen.
Het ging er in die jaren anders aan toe dan nu het geval is. De vereniging bestond uit enkele heren die maandelijks bij elkaar kwamen om te vergaderen. De gereformeerde beginselen stonden hierbij hoog in het vaandel, maar toch moet men niet de indruk krijgen dat het hier een streng gereformeerde club betrof. De vereniging moest een aanvaardbaar alternatief vormen voor de gereformeerde student door een combinatie van gezelligheid en wetenschappelijke diepgang. Beide kwamen ruim aan bod tijdens deze vergaderingen. Bij latere generaties stonden de leden van het eerste uur bekend als feestvierders en grootverbruikers van alcohol en tabak. In deze vergaderingen kunnen we, door de keuze van het humanistische studentenideaal van de oratorisch begaafde allround intellectueel als voorbeeld, het emancipatiestreven van de orthodox-protestantse studenten ontwaren.
S.S.R.
De vereniging was klein en daarom ging men in 1901 samen met het in 1898 opgerichte Collegium M.E.D.I.C.U.S., waardoor de vereniging een algemeen gereformeerd karakter kreeg. In 1905 besloot men de naam S.S.R. (Societas Studiosorum Reformatorum) aan te nemen en kort daarop werden twee disputen opgericht: A.P.E.D.A.S en M.E.D.I.C.U.S. De vereniging toonde een gezonde groei en daarom besloot men in 1906 het dispuut S.E.S.A.M. op te richten. De dispuutstructuur had echter ook een aantal nadelen, voornamelijk wat betreft de potentiële fragmentatie van de vereniging. In 1916 kreeg de vereniging haar eerste vrouwelijke lid en in 1917 werd kortstondig het damesdispuut S.S.R.F. opgericht. In 1921 keerden de dames terug in de schoot der S.S.R. na een fusie met de vrouwelijke studentenvereniging E.Q.E.V (Esto Quod Esse Videris). Het damesdispuut C.E.A. zag het levenslicht, kort daarop gevolgd door D.E.P.A.S. (1922). Later volgden de disputen S.E.M.P.E.R. (1934), S.E.Q.U.E.D.A. en het tweede damesdispuut M.A.T.E.Σ.X.A. (1933).